Geen categorie

Almost cut my hair

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel op Google+
Deel op LinkedIn
+

Ik durf te stellen dat iedere man met een baard van zes weken of langer ooit op het punt heeft gestaan om al zijn gezichtsbeharing eraf te halen. Je stapt met het verkeerde been uit bed, kijkt in de spiegel, en komt tot de conclusie dat de komende vierentwintig uur in het teken zal staan van een bad beard day. Het is een moment van wispelturigheid, beter nog, een moment van zwakte. Jezelf eigenhandig uit de misère halen is geen optie meer. Je hebt iemand nodig die je vertelt dat je die tondeuse moet opbergen.

Met een norse blik en de beruchte tondeuse in mijn rechter hand stond ik vorige week voor de badkamerspiegel, klaar om de heg te snoeien. Nu, precies een week later, ben ik ongelofelijk blij dat de heg er nog staat. Niet omdat ik mijn buren niet aardig vind, maar omdat ik het een godvergeten mooie heg vind. Het feit dat ik, terwijl ik dit stukje schrijf, nog tevreden door de heg op mijn gezicht kan wrijven, heb ik te danken aan mijn vader.

Terug naar een week geleden. Ik stond al een kwartier te twijfelen voor de spiegel. Ik besefte dat ik iemand nodig had om me ervan te overtuigen dat ik de tondeuse weer op moest bergen. Iemand die tegen je durft te zeggen dat je helemaal van de pot gerukt bent als je de elektrische heggenschaar in je baard zet. Maar om nou iemand op te bellen om te vragen wat hij of zij vindt van je gezichtsbeharing, dat staat raar. Zeker als je, zoals ik, nooit iemand belt. Terwijl ik aan het ijsberen ben door mijn kamer en de knoop door wil hakken, gaat mijn telefoon. Het is mijn vader.

Men -excuseer mij voor dit abstracte begrip- zegt dat ouders en kinderen een speciale band hebben. Vaders en moeders weten vaak dat er iets mis is met hun kind zonder dat ze het zien of überhaupt zeker weten. Laten we het op instinct houden:

Vader: ‘Alles goed?’
Zoon (liegend): ‘Ja.’
Zoon: ‘Is er iets of bel je zomaar?’
Vader: ‘Ik heb de zolder opgeruimd, vond wat oude LP’s en dacht kom, ik breng ze even langs. Ben je thuis?’
Zoon: ‘Ja, maar..’
Vader: ‘Mooi, dan sta ik binnen twee minuten voor je deur.’

Een antwoord geven was niet mogelijk, hij had al opgehangen. Het snoeien van de heg moest wachten tot na het onverwachtse bezoek van mijn vader.

‘Zo, dat begint al een stevige baard te worden. Ziet er goed uit jongen’, roept hij enthousiast zodra ik de deuren voor hem open. Iets in mij zegt dat hij zijn woorden zorgvuldig heeft uitgekozen, alsof hij weet dat ik nog geen twee minuten geleden op het punt stond om alles wat ik in drie maanden tijd had opgebouwd in een klap wilde vernietigen. Het is alsof hij me waarschuwt voor de dikke Duitser op het strand die het heeft gemunt op mijn zandkasteel. Hij overhandigt de stapel platen, tikt met zijn vinger op de bovenste LP en zegt: ‘Ik ga er meteen weer vandoor, je moeder heeft eten gemaakt, maar deze moet je echt horen’.

Ik besloot dat het knip- en scheerwerk nog wel even kon wachten en zette nieuwsgierig de naald op de plaat. Toen de eerste lyrics door de speakers galmden, wist ik het zeker: ik ben getuige geweest van een knap staaltje vaderlijk instinct.

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel op Google+
Deel op LinkedIn
+

You Might Also Like