De grote clubs lijken alleen maar steeds groter te worden. Sterker nog, ze voelen zich inmiddels zo groot dat ze liever niet meer met de rest meedoen. Ze willen hun eigen league, de Super League. Leuk voor de clubs en hun spelers, maar minder leuk voor de rest van de wereld. Aan de andere kant van het spectrum staan natuurlijk de kleine clubs die op hele veel sympathie kunnen rekenen in de voetbalwereld. Dit zijn vaak clubs die wel op profniveau spelen, maar niet in de hoogste leagues. Wil je ze leren kennen? Dit zijn ze!
Engeland: AFC Wimbledon
Vroeger had Engeland Wimbledon FC. Een club die wel op het hoogste niveau uitkwam, maar niet direct geliefd was. Jongens die nogal eens uit de bocht vlogen stonden daar in de basis. En toen werd de club ineens verkocht en verplaatst, naar Milton Keynes nog wel, het Almere van England. Daar ging de club Milton Keynes Dons heten. De fans van Wimbledon FC vonden dat maar niets. Dus wat deden ze, ze richtten hun club gewoon opnieuw op. Nu heet het AFC Wimbledon. AFC staat voor A Fans Club. Intussen zijn we enkele jaren verder en heeft de club zelfs de rechten op de geschiedenis van Wimbledon FC van MK Dons terug weten te krijgen.
Duitsland: Sonnenhof Grossaspach
In Duitsland bestaat het systeem dat vanuit de amateurs naar de profs te promoveren is al wat langer dan in Nederland. Sommige clubs hebben daar handig gebruik van gemaakt. Denk aan Hoffenheim, RB Leipzig en FC Ingolstadt 04. Dit zijn clubs die dat echter te danken hebben aan de diepe zakken van de sponsors. Niet heel erg aantrekkelijk voor puristen. Een club die het op lager tempo doet, maar desondanks aan een stevige opmars bezig is, is Sonnenhof Grossaspach. Een club die twee kleine dorpjes verbindt en inmiddels zelfs wat jeugdinternationals levert. Nu nog in de 3. Liga, maar wie weet wat er nog komt.
Italië: Chievo Verona
De knuffelclub die voor veel vergelijkbare clubs internationaal als voorbeeld dient is Chievo Verona. Dat is opvallend, want Italiaans clubs staan over het algemeen niet bekend om hun strakke beleid. Dat neemt niet weg dat Chievo zich als kleine club heeft opgewerkt tot een team dat zich vrij aardig in de bovenste regionen van het nationale voetbal weet te handhaven. Zonder dat het ooit daadwerkelijk een topclub lijkt te worden. Het is eerder een plek waar talenten en spelers die een tweede kans verdien zich goed kunnen ontwikkelen tot iets meer dan alleen maar veldvulling voor op de training van de echte spelers.
Spanje: Alcorcon
Een club met een stadion waar net 7.000 mensen in kunnen heeft zich opgewerkt tot de Segunda Division, de tweede laag van het Spaanse voetbal. In recente jaren trok de club echter vooral de aandacht door meerdere keren goed te presteren in de Spaanse bekertoernooien, waarbij de grote clubs het behoorlijk lastig hadden met de kleine dreumes. Het is er allemaal nog flink toegankelijk waardoor er dus ook steeds meer echte puristen naartoe trekken. Enerzijds zie je er het echte verzorgde Spaanse voetbal, maar anderzijds is het er ook nog gewoon een echte ouderwetse voetbalclub zoals je die eigenlijk nergens meer ziet.
Frankrijk: Lens
Misschien dat Lens volgens sommige definities niet tot een kleine knuffelclub gerekend mag worden. Het is immers een club die ook weleens kampioen van Frankrijk werd. Die tijd is echter lang vervlogen, want tegenwoordig speelt Lens al jaren op het op-één-na hoogste niveau. Ook volgens een andere definitie is het misschien geen knuffelclub, want het stadion is altijd onderdeel van de grote toernooien die Frankrijk organiseert. De definitie die echter wel geldt: vanuit Nederland is het lekker dichtbij en het is een toegankelijke club in de kantlijn van het voetbal waar je een leuke avond kan hebben.